Vorige week ontving ik van een collega een sessie in de wei over (mijn) leidende principes. Leidende principes doen wat ze zeggen: ze leiden je. Ze hebben jou meer dan dat jij hen hebt. Je wordt door ze bewogen en ze werken ook als jij je er niet van bewust bent (al kunnen ze een krachtig kompas zijn als je ze kent).
Het eerste leidende principe van WijsGoed is:
In essentie verschillen wij niet.
Ik weet al langer dat dit mijn leidende principe is, maar ik heb er flink mee geworsteld. Want de verschillen lijken zo echt. Vorige week in de wei kwam het woord ‘inclusie’ naar boven en ik knikte en zei: “Ja, en dat is een a priori gegeven.” Oftewel: inclusie is er al. Het hoeft niet aangebracht te worden, je hoeft er niets voor te doen.
‘In essentie verschillen wij niet.’ Dat zet ook groei in een ander perspectief. Al langer stoeide ik met het woord groei. Heel vaak zo van toepassing – ik ben echt gegroeid als mens in de jaren dat ik van paarden mocht leren – en soms ook zo’n construct. Dan wordt groei een doel op zich, een reden om op zoek te gaan, om nooit helemaal tevreden te zijn.
Onze taal kent veel metaforen voor groei. Een lelijk eendje dat uitgroeit tot een zwaan, een rups die een vlinder wordt en een zaadje dat ontkiemt tot een bloem. We zeggen dat dat groei is.
En het is waar dat de vlinder in dankbaarheid kan kijken naar de rups die hij eens was. Naar het nooit-genoeg-eten, het oprollen in een cocon en het geduldige wachten. Dankjewel rups, dat je deed wat je deed zonder dat je precies wist waarom en ervoor zorgde dat ik een vlinder kon worden.
Maar er mist iets. Want welk pad is er dan voor de vlinder nog weggelegd?
De suggestie dat we van A naar B(eter) gaan is niet je hele leven houdbaar. Groei als lineair proces is eindig.
Cirkels
Het symbool van de cirkel is dan snel gevonden. Thema’s keren terug om je nog een keer te plagen, zodat je weer een laagje dieper kunt gaan. De cirkel van het leven laat bloemen verwelken zodat ze als grondstof dienen voor nieuwe zaadjes. Bomen groeien in de breedte, elk jaar een ring erbij.
En het is waar dat de bloem van onze jeugd verandert in een boom, elk jaar een ring van wijsheid en verwering erbij. Het ene jaar wat meer wijsheid, het andere jaar wat meer verwering. Zodat we in de loop van ons leven stevig geworteld staan en met een kruin naar het licht reiken, schuilplaats biedend aan wie onder ons leeft.
Maar er mist iets. Want waar is dan die kiem gebleven?
Essentie
De jaarringen van een boom draaien nog ergens omheen. Als we naar de ringen kijken, naar de vorm die ze scheppen, dan missen we dat wat niet veranderd is. Wat door de vaten van de boom stroomt is hetzelfde als wat er in de kiem besloten lag en wat de bloem liet bloeien. Wat op de ene laag groei is – een zaadje dat een bloem wordt, een boom die ringen toevoegt – is op een andere laag slechts een andere vorm. Zelfde essentie, andere look.
Veld
Stel je voor dat wat door de vaten van de boom stroomt, wat de rups tot rups maakt en de vlinder van kleurenpracht voorziet, exact hetzelfde is als wat door ons heen stroomt. En meer nog: we raken het aan als we in het water springen, we ademen het in als we buiten lopen, het zit in onze omhelzing als we elkaar een knuffel geven. Het is in ons en om ons heen. Het is ongevoelig voor afwijzing en voor jouw wilskracht. Het laat zich niet splitsen of begrenzen. Het is, voortdurend nieuw, of jij dat nou wil of niet.
Wat groeit er dan precies?
Waarin verschillen wij dan precies?